rupture

Uitspraak:  US [ˈrʌptʃər] UK [ˈrʌptʃə(r)]
  • n.Burst breuk barsten; pauze
  • v.Verdeling (maken van containers of buizen enz) onderbreking; (vriendschap) breuk, dear John
  • WebBreken; afzonderlijke; beschadigd
n.
1.
een einde aan een vriendelijke relatie of aan een vreedzame situatie
2.
een gelegenheid wanneer iets plotseling barst of tranen; een blessure waarin een van de organen in uw lichaam steekt door middel van de spier eromheen
v.
1.
Als een orgel of object breuken, of als u het scheuren, het barst of plotseling tranen