object

Uitspraak:  US [ɑbˈdʒekt] UK [əb'dʒekt]
  • n.Doelobject, doel;
  • v.Verzetten tegen niet eens; oneens zijn; voorgesteld... Als een reden om zich te verzetten
  • WebObject; objecten; objecten
n.
1.
een ding dat je kunt zien en aanraken die niet is levend en is meestal solide
2.
iets dat u wilt bereiken
3.
de persoon of ding dat er iets gebeurt aan of dat mensen hebben een bepaald gevoel over
4.
een zelfstandig naamwoord, voornaamwoord of woordgroepen die op een directe manier is beïnvloed door de actie van een werkwoord, er staan bijvoorbeeld "het verslag" in "ik ' ve het verslag gelezen."; een zelfstandig naamwoord, voornaamwoord, of woordgroep die is beïnvloed op een indirecte manier door de actie van een werkwoord, er staan bijvoorbeeld "me" in "Geef me de pen."; een zelfstandig naamwoord, voornaamwoord of woordgroepen die komt na een voorzetsel, bijvoorbeeld "het bed" in "Hij lag op het bed."
v.
1.
tegen iets, of wil uw verzet tegen het in woorden
n.
4.
a noun, pronoun, or phrase that is affected in a direct way by the action of a verb, for example  the report” in  I’ ve read the report”; a noun, pronoun, or phrase that is affected in an indirect way by the action of a verb, for example  me” in  Give me the pen”; a noun, pronoun, or phrase that comes after a preposition, for example  the bed” in  He was lying on the bed” 
v.