doubled

Uitspraak:  US [ˈdʌb(ə)l] UK ['dʌb(ə)l]
  • adj.Dubbele; dubbele; dubbele, (betekenis) woordspeling
  • n.Dubbele; "dag" de sterren; "muziek" variaties, (zoals tennis) verdubbelt
  • v.Herhaal; ... Vouw; greep (vuist), alternatief (acteur)
  • adv.Dubbele; dubbele; beide
  • WebDubbele; werken harder dubbel
adj.
1.
bestaande uit twee dingen of onderdelen van hetzelfde type; met betrekking tot twee dingen gebeuren op hetzelfde moment; met twee verschillende toepassingen of functies
2.
die geheel of gedeeltelijk van twee keer zo veel voor iets zo normaal; duurzame twee keer zo lang als normaal
3.
groot genoeg voor twee personen of dingen
n.
1.
een bedrag van een sterk alcoholische drank die is twee keer het gebruikelijke bedrag
2.
een Tweepersoonskamer
3.
iemand die ziet er zeer gelijkaardig aan een andere persoon; een acteur die de plaats in van een andere acteur neemt bij het maken van moeilijke of gevaarlijke delen van een film
4.
twee keer zoveel geld
5.
in honkbal, een situatie in die iemand raakt de bal ver genoeg te kunnen om uit te voeren naar het tweede honk
6.
twee overwinningen of successen die u op hetzelfde moment of de ene onder de andere bereiken
7.
een spel zoals tennis gespeeld tussen paren van spelers. Singles is het woord voor een spel gespeeld tussen individuele spelers
8.
een inzet op een paardenrace waarin geen geld dat u op een race winnen is riskeerde op een tweede race
9.
een worp in het spel van Darten, wanneer een speler twee keer zoveel punten wint door het gooien van een dart zodat het landt in een klein gebied in de buurt van de rand van de Raad van bestuur
10.
in een spel met behulp van dobbelstenen, een worp in welke twee dobbelstenen tonen hetzelfde nummer
v.
1.
tot twee keer zo groot, twee keer zo veel, of tweemaal zoveel; om iets zodat dat het is twee keer zo groot, twee keer zo veel, of tweemaal zoveel te verhogen
2.
te vouwen iets zodat er twee lagen van gelijke grootte
3.
in honkbal, om de bal ver genoeg zodat kunt u naar het tweede honk
det.
1.
twee keer zo veel, of tweemaal zoveel
adj.
n.
v.
det.
1.