shutting

Uitspraak:  US [ʃʌt] UK [ʃʌt]
  • v.Dicht bij... De deur en vergrendeld; sluiten (vak)
  • n.Gesloten lasnaden; "taal" blokkeren geluid; "" koude stekkers
  • adj.Gesloten; zijn stem laag
  • WebSluit; sluiten
v.
1.
te sluiten iets, bijvoorbeeld een deur, venster of lade; als iets zoals een deur of venster sluit, sluit; Als u een boek of tijdschrift wordt afgesloten, sluiten u het zodat u alleen de cover; Als u uw ogen dicht, of als ze wordt afgesloten, u hen sluiten, zodat u niet ziet, vaak om te voorkomen dat zien iets onaangename; Als u uw mond dicht, of als het sluit, u uw lippen samen druk op
2.
om af te sluiten van een bedrijf aan het einde van de werkdag of voor een korte periode van tijd
adj.
1.
gesloten; gesloten en niet open voor business