focus

Uitspraak:  US [ˈfoʊkəs] UK [ˈfəʊkəs]
  • n.Focus; Bron; het middelpunt (van een persoon of ding), (seismisch) bron
  • v.Concentratie (aandacht, energie, gelijk aan), en () Hiermee past u de focus; Focus (balk in)
  • WebFocus; focus; focus
n.
1.
het ding dat mensen zijn zich te concentreren op of met bijzondere aandacht voor
2.
bijzondere aandacht uitgaan naar iets
3.
de wet van zich te concentreren op een bepaald doel en het niet verspillen van tijd of energie op andere dingen
4.
de toestand van zijnde kundig voor duidelijk; het deel van een camera, de telescoop, de Microscoop, enz. dat u tot u iets duidelijk ziet
5.
een centraal punt
v.
1.
te concentreren op iets en bijzondere aandacht besteden aan het
2.
u schakelt een deel op een camera, de telescoop, de Microscoop, enz. totdat je iets duidelijk kunt zien
3.
Als je ogen focus, of als je je ogen focus, je kijkt naar iets zorgvuldig totdat u beginnen kunt te zien duidelijk
4.
Als een lens of spiegel richt zich stralen van licht, of als ze richten, ze voldoen aan op een bepaald punt