complement

Uitspraak:  US [ˈkɑmpləˌment] UK [ˈkɒmplɪment]
  • v.Aanvulling; Aanvulling; Maak perfect; Aantrekkelijker maken
  • n.Het complement; Complement; Supplementen; Aanvulling
  • WebHet complement; Het complement; Aanvulling
n.
1.
iets dat wordt toegevoegd aan iets anders
2.
iets dat goed met iets anders combineert
3.
het aantal mensen of dingen die iets heeft
4.
een woord of woordgroep na een werkwoord, er staan vooral het werkwoord "to be," die u over het onderwerp vertelt. Bijvoorbeeld, in "Hij was koud," "was" "hij" is het onderwerp is het werkwoord en "koud" is de aanvulling. "Hij was een aardige man," is het complement "een aardige man."
5.
een hoek die wordt toegevoegd aan een andere hoek om te vormen van een hoek van 90 graden
v.
1.
Als u wilt combineren goed met iets, heeft vaak iets dat verschillende kwaliteiten
2.
een ander ding toevoegen aan iets
n.
4.
a word or phrase after a verb, especially the verb  to be” that tells you about the subject. For example, in  He was cold”  he” is the subject,  was” is the verb, and  cold” is the complement. In  He was a nice man” the complement is  a nice man” 
v.